Volksverhaal Ferwoude: Het Magnusvaandel
Friso, de stamouder der Friezen, had uit het Oosten twee wonderlijke voorwerpen meegenomen: een rood vaandel en een ijzeren kroon. Deze vaandel en kroon waren van vader op zoon doorgegeven en lang na de dood van Friso werden ze in de tempel Tanfana bewaard. Was het land in gevaar of stonden er belangrijke belangen op het spel, dan werd het zeldzame erfgoed in bruikleen aan de bestuurders van het Rijk gegeven. Was het gevaar voorbij, dan werden het vaandel en de kroon weer naar de tempel gebracht.
Na verloop van tijd werd de kroon echter door handlangers van de koning van Denemarken gestolen. Toen het minder voorspoedig ging met het land, realiseerden de Friezen zich wat ze verloren hadden. Om ook het vaandel niet kwijt te raken, werd het diep in de aarde begraven. Slechts enkele mensen wisten de geheime plek van dit heilige doek.
Meer dan vijfhonderd jaar bleef het vaandel begraven, zodat de herinnering aan het Magnusvaandel bijna verloren was gegaan. Totdat de heilige Willibrord naar Friesland kwam om het Christendom te prediken. Een engel wees hem de plek waar het rode vaandel begraven was. Sint Willibrordus groef zelf het vaandel op en zag dat het goed bewaard was gebleven. Hij gaf het vaandel aan Magnus Forteman, de eerste graaf van Bentheim. Een gunstige omslag in Friesland was het gevolg.
Magnus ging de strijd aan tegen de Saracenen, en overal waar hij vocht, was de overwinning voor de man met het rode vaandel. Want het vaandel had vier eigenschappen. Het mocht geen schade berokkenen, het gaf bescherming tegen kwade geesten, het vaandel had de kracht om de ban van een betovering te doorbreken en het bracht victorie en overwinningen. Dit vaandel opende alle poorten, elke koning wilde het zich toe eigenen.